Pleidooi voor inzet hernieuwbare energie én materialen
Al minstens 30 jaar zijn we bezig met een energietransitie: het reduceren van ons energiegebruik en de introductie van hernieuwbare energie. En nu lijkt er eindelijk een doorbraak te zijn in de woningbouw. De nul-energie en ‘Nul-op-de-Meter’-concepten worden volop toegepast en getest. Dit hebben we mede te danken aan de Chinezen die de markt van de zonnecellen hebben opengebroken. En de verschillende crises, zowel financieel als milieukundig, hebben dit proces nog eens extra versneld. De energieprestatie-eis voor gebouwen (EPC) is in de jaren negentig ingevoerd en heeft zijn werk gedaan. Anno 2015 kan deze worden afgeschaft. Voortaan is het voldoende om nul-energie of beter voor te schrijven. Een laag energiegebruik is niet per se de norm; het gaat om een balans tussen vraag en bouwplaatsgebonden energie-aanbod.
De consument, die overigens niet vraagt om een energieneutrale woning, maar om een woning met het comfortniveau en de gemakken van deze moderne tijd, krijgt eindelijk de noodzakelijke prestatiegarantie.
Materiaalgebruik
Maar nu ontstaat er een nieuwe kwestie, het materiaalgebruik explodeert. Naast het probleem van de grondstofuitputting (daarover in een volgende blog meer), heeft ook dit een aanzienlijke impact op de CO2-uitstoot. Er zit veel energie in de winning, het transport en de fabricage van materialen en producten. Maar wat betreft het materiaalgebruik, verkeren nog in de vroege jaren negentig sfeer: denken in maatregelen, in plaats van toekomstbestendige, integrale oplossingen. Zonder norm of ambitie. Het beleid tot nu toe heeft gefaald. Het boekje ‘Duurzaamheidsoorlog’ van Thomas van Belzen licht een tipje van de (bouw-)sluier op. Een tipje, want de lobby is enorm. Dit heb ik zelf onlangs nog ervaren toen ik schreef dat duurzaam beton niet bestaat. Net zo min als dat duurzaam hout bestaat. Het is namelijk het gebruik en de toepassing van het materiaal wat de ‘duurzaamheid’ bepaalt.
Integrale aanpak
De EPC kan de prullenbak in. Het is hoog tijd om de aanpak te verschuiven naar een materiaalprestatiecoëfficiënt. Want voor het gebruik van materialen geldt hetzelfde als wat ook jarenlang voor energiegebruik gold: begin met beperken en gebruik zoveel mogelijk hernieuwbare materialen. Dit is te vertalen naar een integrale aanpak, waarbij ik – als CO2 reductie het streven is – de embodied energy als uitgangspunt neem. Het is het enige wat uiteindelijk werkt. Dit kan in de vorm van een prestatie-eis, wat helemaal past in de trend van prestatiegericht aanbesteden. En daar zijn geen ingewikkelde berekeningen voor nodig. Het is een eenvoudige en effectieve indicator. We kunnen meeliften op de stroomversnelling van de energietransitie, maar dan zonder een (onnodig ingewikkelde) versie met subjectief gewogen maatregelen. Geen gelobbyde afvinklijstjes meer.
Van EPC naar EEPC
Het kan allemaal veel beter en eenvoudiger. Ik pleit daarom voor een EEPC: de Embodied Energy Prestatie Coëfficiënt.
Daarmee krijg de materiaalcomponent een integrale plek in de 0-energieaanpak, zodat die met een zo laag mogelijke rebound effect te optimaliseren is. Hiermee krijgt de toepassing van biobased materialen vanzelf een boost. En met trapsgewijs aanscherpen van de eis, is de weg ingezet naar ‘nul-embodied energie gebouwen’. De industrie, de logistieke sector en de grondstofwinning moet dan vol aan de bak met (proces)innovaties om ook die doelstelling te halen. Een nieuwe economie met vele nieuwe markten krijgt eindelijk een kans. Tijd voor een ander beleid. Met het voorzitterschap van de EU komend jaar, krijgt Nederland de kans om de EEPC in Europa op de agenda te zetten.